Aller au contenu. | Aller à la navigation

Université
Facultés
Études et Formations
Recherche
Service à la société
International

Jacques Weisshaupt, s.j. (1940)

Emeritus hoogleraar

Nederlandse taal en taalwetenschap


Is er een méér multilinguïstische levensloop te bedenken dan die van emeritus professor Jacques Weisshaupt? De kleine Jacques werd op 29 juni 1939 geboren in Sint-Agatha-Berchem, maar de eerste taal die hij te horen kreeg was noch het Frans noch het Nederlands, zelfs niet het Brussels. Zijn ouders waren geëmigreerd uit Zwitserland (Schaffhausen et Zug) en spraken Zwitserduits (Schwyzerdütsch). Als snel pikte Jacques ook Frans en Duits op. Daar kwamen vanzelfsprekend ook Nederlands en Engels bij, en de ‘dode talen’ Latijn en Grieks, tijdens zijn schooltijd in Etterbeek (op de École Notre Dame du Sacré Cœur en het Collège Saint Michel). Van kinds af aan was Jacques een geëngageerde scout. De idealen van het scoutisme stonden hem op het lijf geschreven: hulpvaardigheid, onbaatzuchtigheid, samenwerking, burgerzin, moed en discipline.

         

weissh01.jpg

 

Zijn keuze om jezuïet te worden, na de middelbare school, lag niet voor de hand. Jacques’ vader was protestant. Maar zijn zoon werd gedreven door het idealisme van de paters die hij op het Collège Saint Michel had bewonderd, en door een geëngageerde vorm van spiritualiteit. Zijn noviciaat deed hij in Aarlen van 1957 tot 1959. De volgende stap in zijn opleiding hadden weinig Franstalige jezuïet-novicen kunnen zetten: hij ging filosofie studeren aan het Collegium Berchmanianum in Nijmegen. Het was voor hem een inspirerende tijd, intellectueel en linguïstisch. Zijn Nijmeegse collega’s leerden hem een Nederlands spreken dat déze bijzonderheid had dat niemand, hoe goed ook ingevoerd in de dialectologie, had kunnen zeggen uit welke streek deze discrete jongeman kwam. Zijn vlekkeloze taal had de perfecte land-loosheid, of internationaliteit, van zijn achtergrond.

              Van 1962 tot 1964 studeerde Jacques Weisshaupt Germaanse talen aan de FUNDP in Namen. De keuze werd niet alleen door hemzelf bepaald. De jezuïetenorde, die altijd een pedagogisch project heeft uitgedragen, zag in dit meertalige wonderkind een toekomstige docent Germaanse talen; ook al in de jaren zestig was er een nijpend tekort aan goede Germanisten in Franstalig België. In Namen behoorde Weisshaupt tot de tweede ‘lichting’ studenten in de prille geschiedenis van de Germaanse sectie. Hij zoog alles in zich op met de hem tekenende leergierigheid: linguïstiek, filosofie, en vooral literatuur. Zijn licentie met als hoofdtalen Nederlands en Duits deed hij, bijna vanzelfsprekend, in Leuven. Na zijn afstuderen in 1966 stond Jacques eerst nog een jaar voor de klas in Bergen, aan het Collège Saint Stanislas. Maar daarna studeerde hij vier jaar aan het filosofisch en theologisch instituut van de Jezuïetenorde in Egenhoven-Heverlee. Waarna hij zes jaar lang assistent was aan de UCL bij de taalkundige Elie Nieuwborg – bij studenten bekend of berucht voor zijn Woordschikking in het Nederlands. Weisshaupt promoveerde in 1978 aan de UCL op het gebruik van modale werkwoorden in het Nederlands. In hetzelfde jaar werd hij hoofddocent aan de FUNDP, zijn benoeming tot hoogleraar volgde in 1986. Op de vooravond van zijn 65ste verjaardag in 2004 ging Jacques Weisshaupt met emeritaat. Zijn druk bezochte afscheidsplechtigheid werd dé gelegenheid om de vereniging van oud-studenten GermAN op te zetten.

Jacques Weisshaupt maakte op de studenten indruk door zijn bescheidenheid en zijn zin voor nuance. Zijn promotie-onderwerp – het uitdrukken van modaliteit – moet hem goed gelegen hebben. Weisshaupt was niet van de harde lijn en de apodictische antwoorden. Liever zocht hij iets na in een van zijn vele naslagwerken, dan een student een ongenuanceerd antwoord geven. Ook had hij de neiging zijn collega’s te bewonderen vanuit de schaduwkant van het podium. Zijn aangeboren behoefte tot dienstverlening neigde naar wegcijfering wanneer hij over zijn eigen discipline sprak. Hij gaf ‘maar’ taalkunde, hoorde je hem wel eens zeggen, terwijl letterkunde eigenlijk het ‘echte ding’ was. Deze houding camoufleerde de onafgebroken interesse van Jacques Weisshaupt, juist waar het zijn eigen vakgebied betrof. Hij hield de laatste literatuur nauwkeurig bij, en was nimmer op een moment van niet-werkzaamheid te betrappen. Om zes uur ’s ochtends kon men hem zien joggen aan de oever van de Samber, om zeven uur deelde hij op de vijfde verdieping de post van zijn collega’s rond, om half acht begon zijn tien-urige werkdag. En daarna, op vele avonden, trok hij naar middelbare scholen om voorlichting te geven over de Letterenstudies in Namen.

Natuurlijk voelde Jacques Weisshaupt ook buiten linguïstiek en faculteit een sociale roeping. Hij ging naar India voor de FUCID (Forum Universitaire de Coopération Internationale et de Développement), hij interesseerde zich met inlevende verontwaardiging voor de wereldpolitiek, hij behoorde tot de niet-elitaire vleugel van de jezuïetenorde en was principieel pluralistisch ingesteld. Hij had een groot respect voor de aarde met alle vreemde schepsels die er rondlopen. De instelling om niemand te veroordelen zat hem weleens in de weg bij het evalueren van examens. Als in ieder mens het lichtje van het goede brandt, dan kan toch ook in deze éne struikelende student een potentiële germanist huizen?

Dat de voorafgaande alinea’s in de OVT zijn geschreven, betekent niet dat bij Jacques Weisshaupt anno 2011 het lichtje van het goede is gedoofd. Na zijn emeritaat begint zijn tweede carrière, als pastoraal begeleider in Luxemburg. Hij volbrengt zijn nieuwe roeping met een even grote dynamiek, levensvreugde en zelfdiscipline als zijn eerste. En uiteraard spreekt hij intussen vloeiend Luxemburgs.

 

Elisabeth Leijnse